Windturbines en Ecologie: Gebiedsbescherming (I)
Erwin Noordover schreef ‘Windturbines en Ecologie: Gebiedsbescherming’, Nederlands Tijdschrift voor Energierecht, 2016, nr. 1.
Bij de realisatie van windturbineparken op land, veelal ongeacht de omvang daarvan, speelt de natuurregelgeving uit de Natuurbeschermingswet 1998 (‘Nbw’) en de Flora- en faunawet (‘Ffw’) een belangrijke rol. Bij een enkele windturbine kan immers al de vraag opkomen of diersoorten, en dan vooral vogels en vleermuizen, daardoor kunnen worden verstoord of misschien zelfs worden gewond of gedood. Het is dan ook zaak na te gaan welke effecten op de natuur kunnen optreden door de windturbines en of een vergunning onder de Nbw dan wel ontheffing onder de Ffw verplicht is. Dit artikel gaat in op de toepassing van de Nbw op de realisatie van windturbineparken, waarbij zowel een kort algemeen kader wordt geboden als een beschrijving van enkele relevante ontwikkelingen. In een volgende bijdrage wordt ingegaan op de Ffw. De Nbw betreft de ecologische gebiedsbescherming. Hierna komt eerst de Europese achtergrond van de nationale regelgeving kort ter sprake. Vervolgens wordt ingegaan op de Nbw-vergunningverlening, waarbij wordt stilgestaan bij het project-begrip, het ontstaan van de vergunningplicht, de passende beoordeling en de zogeheten ADC-toets. Daarna komt de toepassing van de Nbw bij planologische besluiten ter sprake, waaronder de borging van de resultaten van de passende beoordeling. In de daaropvolgende paragrafen wordt nader gekeken naar de passende beoordeling zelf en daarbij te betrekken mitigerende maatregelen. Dit artikel rondt af met een conclusie.