Belanghebbendheid bij een ontheffing voor een windpark
Erwin Noordover en Neeltje Walgemoed schreven een noot onder ABRvS 24 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:168, BR 2018/29 en ABRvS 24 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:217, BR 2018/30 over belanghebbendheid bij een ontheffing voor een windpark.
Essentie
Bij de beoordeling of een omwonende als appellant belanghebbende is bij een verleende ontheffing, is bepalend of de handeling waarvoor de ontheffing is verleend ruimtelijke uitstraling heeft op de woon- en leefomgeving van appellant in plaats van de ruimtelijke uitstraling van het project waarvoor de ontheffing is verleend.
Samenvatting
Uit de uitspraak van ECLI:NL:RVS:2018:168, blijkt dat de belangen van omwonenden die op een afstand van 500 tot 1640 meter tot de voor hen dichtstbijzijnde voorziene windturbine wonen niet rechtstreeks bij het besluit van 17 maart 2016, waarbij voor Windpark Den Tol ontheffing van art. 9 van de Ffw is verleend, zijn betrokken. Niet is gebleken dat de Stichting belangen behartigt van omwonenden die op kortere afstand van de voorziene windturbines wonen. De minister voert derhalve terecht aan dat de Stichting niet een bundeling van rechtstreeks bij het besluit van 17 maart 2016 betrokken individuele belangen tot stand brengt. Uit de statuten van de Stichting blijkt dat zij tot doel heeft het verbeteren en behouden van de kernen in de gemeente Oude IJsselstreek en de directe omgeving, waaronder ook begrepen de flora en fauna. Nu windpark Den Tol is voorzien in de gemeente Oude IJsselstreek en in de directe omgeving van de in die gemeente gelegen kern Netterden, ligt het windpark ten behoeve waarvan de ontheffing is verleend binnen de in de statuten van de Stichting opgenomen territoriale begrenzing. Het verbeteren en behouden van de flora en fauna in de directe omgeving van de kern Netterden is een doelstelling die is gericht op het behartigen van algemene belangen als bedoeld in art. 1:2, derde lid, van de Awb. Niet is vereist dat de statuten vermelden dat wordt opgekomen voor specifieke dieren (vgl. de uitspraak van de Afdeling van 15 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV5108).
Partij(en)
Uitspraak op het hoger beroep van:
de minister van Economische Zaken, thans: de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 augustus 2017 in zaak nr. 16/5884 in het geding tussen:
de Stichting TegenWind(molens) Netterden en omstreken, gevestigd te Netterden, gemeente Oude IJsselstreek,
en
de staatssecretaris van Economische Zaken.
Uitspraak
Procesverloop
Bij besluit van 17 maart 2016 heeft de staatssecretaris aan Windpark Den Tol Exploitatie B.V. voor dertien diersoorten ontheffing verleend van het verbod om die dieren te doden en te verwonden.
Bij besluit van 26 augustus 2016 heeft de staatssecretaris het door de Stichting daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 7 augustus 2017 heeft de rechtbank het door de Stichting daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 26 augustus 2016 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.
De Stichting heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak, tezamen met zaak nr. 201707490/1/A3, ter zitting behandeld op 20 december 2017, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. W.L.C. Rijk, en de Stichting, vertegenwoordigd door mr. J. van de Riet, advocaat te Utrecht, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Windpark Den Tol Exploitatie B.V., vertegenwoordigd door F.J.M. Simmes en A.S. Braam, bijgestaan door mr. W.G.B. van de Ven, advocaat te Den Bosch, gehoord.
Overwegingen
1.
Windpark Den Tol Exploitatie B.V. wil een windmolenpark bouwen in Netterden. Op 24 februari 2014 heeft zij voor een aantal vogel- en vleermuissoorten ontheffing gevraagd van het in artikel 9 van de Flora- en faunawet (hierna: de Ffw) vervatte verbod om dieren te doden en verwonden. Uit het bij de aanvraag gevoegde rapport Effecten en maatregelen beschermde soorten windpark Den Tol van 24 februari 2014, opgesteld door Bureau Waardenburg, is vermeld dat voor het totale windpark indien tien windturbines worden gebouwd het totale aantal slachtoffers van vleermuizen door aanvaring wordt geschat op 10 tot 20 per jaar. Voor vogels wordt dat geschat op ongeveer 200 per jaar. Bij het besluit van 17 maart 2016 heeft de staatssecretaris voor het voorziene windpark met negen windturbines voor dertien diersoorten ontheffing verleend van het verbod om dieren te doden en te verwonden.
Bij het besluit van 26 augustus 2016 heeft de staatssecretaris het door de Stichting daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat de Stichting volgens de staatssecretaris geen belanghebbende is. Volgens de staatssecretaris zijn de doelstellingen en de feitelijke werkzaamheden van de Stichting onvoldoende specifiek.
2.
De rechtbank heeft overwogen dat de Stichting mede in het bijzonder de collectieve belangen van de bewoners van Oude IJsselstreek en omgeving behartigt. Het betreft derhalve een bundeling van rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen en de feitelijke werkzaamheden kunnen besloten worden geacht in de aldus tot stand gebrachte bundeling van belangen. De Stichting is derhalve belanghebbende en de staatssecretaris heeft het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard, aldus de rechtbank.
3.
In de door haar in hoger beroep ingediende schriftelijke uiteenzetting voert de Stichting aan dat het door de minister ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de Crisis- en herstelwet op deze procedure van toepassing is en de minister niet binnen de termijn voor het instellen van hoger beroep gronden heeft ingediend.
3.1.
In het hogerberoepschrift van 15 september 2017, dat binnen de termijn voor het instellen van hoger beroep is ingediend, heeft de minister betoogd dat de rechtbank haar uitspraak heeft gebaseerd op een onjuiste uitleg van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Hiermee heeft de minister binnen de hogerberoepstermijn een hogerberoepsgrond aangevoerd. Reeds daarom is het hoger beroep van de minister ontvankelijk. De door de minister ingediende aanvullende motivering van 11 oktober 2017 bevat argumenten ter onderbouwing van de voormelde hogerberoepsgrond. Er bestaat dan ook geen aanleiding die buiten beschouwing te laten.
4.
De minister betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de Stichting belanghebbende is bij het besluit van 17 maart 2016. Daartoe voert hij aan dat de statutaire doelstellingen van de Stichting dermate ruim zijn dat procederen tegen op grond van de Ffw verleende ontheffing niet een belang is dat de Stichting in het bijzonder behartigt. De feitelijke werkzaamheden van de Stichting zijn onvoldoende recent en specifiek. Voorts brengt de Stichting volgens de minister niet een bundeling van rechtstreeks betrokken individuele belangen tot stand, nu de individuele omwonenden niet rechtstreeks in hun belangen worden getroffen.
Het derde lid luidt:
“a.
het verbeteren en behouden van de leefbaarheid, veiligheid en een goed woon- en leefklimaat in de gemeente Oude IJsselstreek en directe omgeving;
b.
het verbeteren en behouden van de kernen in de gemeente Oude IJsselstreek en de directe omgeving, waaronder ook begrepen de flora en fauna, de lucht, de bodem, het water en de gezondheid van de mensen en een goede ruimtelijke ordening.”
Volgens het tweede lid tracht de Stichting dit doel onder meer te bereiken door:
“a.
het kritisch volgen, toetsen en zo nodig met bestuurlijke en juridische middelen verhinderen van alle plannen tot realisatie van windmolens in de gemeente Oude IJsselstreek en omliggende gemeenten, alsmede het verstrekken en verzorgen van inlichting en publiciteit hierover;
b.
het daarmee in verband houdende behartigen van de collectieve en individuele belangen van de bewoners van de gemeente Oude IJsselstreek en de directe omgeving, door het houden van enquêtes, door het schrijven van gezamenlijke brieven, het participeren bij voorlichtings- en inspraakavonden, het verstrekken van raad en advies aan individueel belanghebbenden, het optreden als woordvoerder van belanghebbenden en het participeren bij en proberen te beïnvloeden van besluitvormingsprocedures;
c.
het in rechte opkomen voor deze (individuele en collectieve) belangen van de bewoners van de gemeente Oude IJsselstreek en de directe omgeving daarvan;
d.
het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.”
4.3.
Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt. Met artikel 1:2, derde lid, van de Awb heeft de wetgever blijkens de totstandkomingsgeschiedenis (Kamerstukken II 1988/1989, 21221, nr. 3, blz. 32-35) veilig willen stellen dat verenigingen of stichtingen als belanghebbende kunnen opkomen, mits een algemeen of collectief belang dat zij zich statutair ten doel stellen te behartigen en waarvoor zij zich daadwerkelijk inzetten, bij het besluit rechtstreeks is betrokken.
4.4.
Uit de uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2018:168, blijkt dat de belangen van omwonenden die op een afstand van 500 tot 1640 meter tot de voor hen dichtstbijzijnde voorziene windturbine wonen niet rechtstreeks bij het besluit van 17 maart 2016, waarbij voor Windpark Den Tol ontheffing van artikel 9 van de Ffw is verleend, zijn betrokken. Niet is gebleken dat de Stichting belangen behartigt van omwonenden die op kortere afstand van de voorziene windturbines wonen. De minister voert derhalve terecht aan dat de Stichting niet een bundeling van rechtstreeks bij het besluit van 17 maart 2016 betrokken individuele belangen tot stand brengt.
4.5.
Uit de statuten van de Stichting blijkt dat zij tot doel heeft het verbeteren en behouden van de kernen in de gemeente Oude IJsselstreek en de directe omgeving, waaronder ook begrepen de flora en fauna. Nu windpark Den Tol is voorzien in de gemeente Oude IJsselstreek en in de directe omgeving van de in die gemeente gelegen kern Netterden, ligt het windpark ten behoeve waarvan de ontheffing is verleend binnen de in de statuten van de Stichting opgenomen territoriale begrenzing. Het verbeteren en behouden van de flora en fauna in de directe omgeving van de kern Netterden is een doelstelling die is gericht op het behartigen van algemene belangen als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Niet is vereist dat de statuten vermelden dat wordt opgekomen voor specifieke dieren (vgl. de uitspraak van de Afdeling van 15 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV5108).
In een brief van 13 mei 2016 heeft de Stichting haar feitelijke werkzaamheden toegelicht. Zij heeft vermeld dat sinds de oprichting in 2011 personen die bij de stichting zijn aangesloten op de hoogte worden gehouden door het verspreiden van nieuwsbrieven. Voorts zijn aan de omwonenden van het plangebied Windpark Den Tol 33 brieven verzonden ter informatie en om publiciteit te creëren, waarin aan de gevolgen voor flora en fauna aandacht is besteed. Verder is in de brief vermeld dat de Stichting voorafgaand aan besluitvorming over het bestemmingsplan dat in realisatie van het windpark voorziet gesprekken heeft gevoerd met politieke partijen en gemeenteraadsfracties, heeft geparticipeerd in door de initiatiefnemers van het windpark georganiseerde voorlichtings- en inspraakavonden, met omwonenden heeft geprotesteerd tegen de komst van het windpark, pamfletten heeft verspreid en vier protestborden heeft geplaatst. De Stichting heeft ook een opruimactie georganiseerd in en nabij het plangebied van het voorziene windpark. Voorts is in de brief vermeld dat de Stichting reacties heeft ingediend op de structuurvisie Windenergie op Land en op de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening van de Provincie Gelderland. In een brief van 18 december 2017 heeft de Stichting toegelicht dat in 2017 in samenwerking met de vogelwerkgroep Oude IJsselstreek een midwintertelling van watervogels is uitgevoerd en overleg met een andere stichting is gevoerd over ontwikkelingen in de gemeente Oude IJsselstreek in relatie tot flora en fauna. Verder is de Stichting betrokken geweest bij het indienen van een zienswijze over het Ontwerp Actualisatieplan Omgevingsvisie en Omgevingsverordening, waarbij is ingegaan op de waarde voor vogels van zandwinplassen in de gemeente Oude IJsselstreek. Naar het oordeel van de Afdeling zijn deze feitelijke werkzaamheden voldoende recent en specifiek.
Gelet op de doelstelling van de Stichting en haar feitelijke werkzaamheden, behartigt de Stichting een rechtstreeks bij het besluit van 17 maart 2016 betrokken belang in het bijzonder. De rechtbank heeft terecht, zij het op onjuiste gronden, overwogen dat de Stichting belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb is.
Het betoog faalt.
5.
Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust. De minister dient thans alsnog inhoudelijk op de bezwaren van de Stichting te beslissen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.
bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.
veroordeelt de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit tot vergoeding van bij de Stichting TegenWind(molens) Netterden en omstreken in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1002 (zegge: duizendtwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III.
bepaalt dat van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een griffierecht van € 501,00 (zegge: vijfhonderdeen euro) wordt geheven.
Noot
Noot
1. Inleiding
Na een procedure in twee instanties is op 24 januari 2018 in twee afzonderlijke uitspraken van de Afdeling duidelijk geworden dat (i) omwonenden niet ontvankelijk zijn (zie BR 2018/29); en (ii) een stichting (zie BR2018/30) wel ontvankelijk is in beroep tegen een ontheffing onder de Wet natuurbescherming voor Windpark Den Tol Netterden. De Afdeling bevestigt ten aanzien van de omwonenden haar lijn voor ontvankelijkheid bij een ontheffing. De toepassing van deze lijn bij windturbines leidt ertoe dat omwonenden niet snel ontvankelijk zullen zijn bij een ontheffing voor een windpark. Verder valt het uitgangspunt van (toen nog) de staatssecretaris van Economische Zaken op dat de stichting niet-ontvankelijk zou zijn, terwijl de bestaande jurisprudentie op dit punt tot ontvankelijkheid had moeten leiden, zoals de Afdeling in de hier geannoteerde uitspraak dan ook bevestigt.
2. Besluitvorming voor Windpark Den Tol
Windpark Den Tol is voorzien ten oosten van Netterden, Gelderland, en zal bestaan uit negen windturbines. Dit windpark heeft al voor een aantal uitspraken gezorgd, want de Afdeling heeft zowel het bestemmingsplan2 als de omgevingsvergunning3 voor het windpark eerder vernietigd. Als gevolg van de vernietiging van het bestemmingsplan is het windpark van tien naar negen windturbines teruggebracht. De omgevingsvergunning is door de Afdeling vernietigd, vanwege een ondeugdelijke passende beoordeling.
De aanleiding van de hier geannoteerde uitspraken was het besluit van 17 maart 2016 waarbij (toen nog) de staatssecretaris van Economische Zaken aan Windpark Den Tol Exploitatie B.V. voor dertien diersoorten ontheffing verleent van het verbod om die dieren te doden en te verwonden (hierna: “Ontheffing”). Tegen dit besluit komen (i) omwonenden; en (ii) de Stichting TegenWind(molens) Netterden en omstreken (hierna: “Stichting”) afzonderlijk in bezwaar en beroep. De staatssecretaris verklaarde de bezwaren van beide partijen niet-ontvankelijk, omdat zij geen belanghebbenden zouden zijn. De omwonenden wonen op een afstand van 500 tot 1640 meter van de dichtstbijzijnde windturbine waardoor, volgens de staatssecretaris, geen sprake is van ruimtelijke uitstraling op hun directe woon- en leefomgeving.
Ten aanzien van de Stichting zijn volgens de staatssecretaris de doelstellingen en de feitelijke werkzaamheden van de Stichting onvoldoende specifiek. Volgens haar statuten heeft de Stichting ten doel “het verbeteren en behouden van de leefbaarheid, veiligheid en een goed woon- en leefklimaat in de gemeente Oude IJsselstreek en directe omgeving, evenals het verbeteren en behouden van de kernen in de gemeente Oude IJsselstreek en de directe omgeving, waaronder ook begrepen de flora en fauna, […]”. De werkzaamheden zouden aldus de staatssecretaris minstens drie jaar voor de beslissing op bezwaar zijn uitgevoerd, ruim zijn en niet specifiek zien op flora en fauna.
3. Wel belanghebbenden volgens de rechtbank
De rechtbank Gelderland acht de omwonenden wel ontvankelijk, want volgens de rechtbank hangt de Ontheffing onlosmakelijk samen met de omgevingsvergunning voor het windpark.4 Voor de ontvankelijkheid ten aanzien van de Ontheffing moet daarom volgens de rechtbank worden uitgegaan van de ontvankelijkheid bij het verlenen van de omgevingsvergunning. Vanwege de ruimtelijke uitstraling en de hoogte van de windturbines zijn de belangen van de omwonenden volgens de rechtbank rechtstreeks bij de Ontheffing betrokken. De rechtbank gaat hierbij uit van de uitspraak van de Afdeling over de voor Windpark Noordoostpolder verleende ontheffing.5 Daar overwoog de Afdeling dat omwonenden die op een afstand van 700 meter of meer wonen als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt, vanwege de ruimtelijke uitstraling van de windturbines.
De Stichting is eveneens ontvankelijk aldus de rechtbank, omdat zij mede in het bijzonder de collectieve belangen van de bewoners van Oude IJsselstreek en omgeving behartigt.6 Het betreft derhalve een bundeling van rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen en de feitelijke werkzaamheden kunnen besloten worden geacht in de aldus tot stand gebrachte bundeling van belangen.
Tegen beide uitspraken is (thans) de minister in hoger beroep gegaan.
4. Omwonenden geen, maar Stichting wel belanghebbende, aldus de Afdeling
In hoger beroep overweegt de Afdeling ten aanzien van de omwonenden, anders dan de rechtbank, dat hun belangen niet rechtstreeks worden getroffen door de Ontheffing. Bij de beoordeling of appellant belanghebbende is, is bepalend “of de handeling waarvoor de Ffw-ontheffing is verleend ruimtelijke uitstraling heeft op de woon- en leefomgeving van appellanten” in plaats van de ruimtelijke uitstraling van het project. Hierbij komt de Afdeling expliciet terug op haar beoordeling in de uitspraak inzake de ontheffing voor Windpark Noordoostpolder en sluit zij aan bij haar meer recente jurisprudentie over de ontvankelijkheid bij ontheffingen. De omwonenden wonen op een afstand van 500 tot 1640 meter van de dichtstbijzijnde windturbine en aanvaringen van vogels en vleermuizen met een windturbine vinden op minimaal 439 meter van hun huizen plaats. Het totaal aantal aanvaringsslachtoffers wordt geschat op 210 tot 220 per jaar. De Afdeling is niet gebleken dat het gebruikmaken van de Ontheffing ondanks de afstand en het geringe aantal verwachte slachtoffers enige ruimtelijke uitstraling op omwonenden zal hebben en daarmee invloed zal hebben op hun directe woon- en leefomgeving. Zij zijn dan ook geen belanghebbende bij de Ontheffing.
De Stichting is volgens de Afdeling wel ontvankelijk, maar niet vanwege een bundeling van rechtstreeks bij de Ontheffing betrokken individuele belangen. De Afdeling acht de Stichting ontvankelijk vanwege de feitelijke werkzaamheden en de doelstelling van de Stichting. De werkzaamheden bestaan onder andere uit het organiseren van een opruimactie en het uitvoeren van een midwintertelling. Volgens haar statuten heeft de Stichting verder kort en goed ten doel de kernen in de gemeente Oude IJsselstreek en de directe omgeving, waaronder ook flora en fauna, te verbeteren en behouden. De Afdeling draagt de minister op om alsnog inhoudelijk op de bezwaren van de Stichting te beslissen.
5. Conclusie
Na een procedure in twee instanties zal het bezwaar van de Stichting alsnog inhoudelijk behandeld moeten worden. In andere woorden: na een procedure van nagenoeg twee jaar heeft de initiatiefnemer nog steeds geen onherroepelijke ontheffing. Dit had voorkomen kunnen worden als ten tijde van de behandeling van het bezwaar van de Stichting een reëlere inschatting was gemaakt van de ontvankelijkheid op grond van de statuten: uit andere jurisprudentie had al afgeleid kunnen worden dat deze Stichting ontvankelijk zou zijn. De Afdeling neemt namelijk redelijk snel aan dat een stichting gelet op haar statutaire doelstelling een rechtstreeks bij het besluit betrokken belang in het bijzonder behartigt. Wij verwijzen naar enkele uitspraken van de Afdeling waar de statuten van verschillende stichtingen door de Afdeling niet streng werden getoetst.7 Omdat de Stichting in haar doelstellingen expliciet benoemt op te komen voor het behoud en de bescherming van flora en fauna in de gemeente Oude IJsselstreek was voorzienbaar dat de Afdeling deze statutaire doelstelling voldoende zou achtten.
Van groter belang is echter de toepassing van de jurisprudentie omtrent ontvankelijkheid van omwonenden bij een beroep tegen een ontheffing. Waar de Afdeling in haar uitspraak over Windpark Noordoostpolder nog uitging van de ruimtelijke uitstraling van de windturbines, gaat de Afdeling thans uit van de ruimtelijke uitstraling van de handeling waarvoor ontheffing wordt verleend. De Afdeling verwijst daarbij in de uitspraak inzake Windpark Den Tol naar een uitspraak van 12 november 2014, waarin een afstand van 80 meter tussen de woning van appellant en de locatie waar de verstoring plaatsvind afdoende was om belanghebbende te zijn. In vergelijkbare zin kan worden gewezen op een uitspraak van 28 februari 2018, waarin een appellant ontvankelijk was bij een ontheffing voor het kappen van bomen vanwege het wonen aan het gedeelte van een laan waar de kap plaats zou vinden.8
Na de uitspraken inzake Windpark Den Tol heeft de Afdeling de lijn omtrent de ontvankelijkheid van omwonenden in Windpark De Drentse Monden en Oostermoer bevestigd:9
“bij de beoordeling of een appellant belanghebbende is bij een ontheffing die op grond van de Wnb is verleend de ruimtelijke uitstraling van het project dat mede door de ontheffing mogelijk wordt gemaakt – in dit geval een windmolenpark – niet van belang is. Bepalend is of de handeling waarvoor de Wnb-ontheffing is verleend ruimtelijke uitstraling heeft op de woon- en leefomgeving van de appellanten.”
In deze uitspraak werden omwonenden op een afstand van ongeveer 380 meter van de voorziene windturbines niet-ontvankelijk verklaard. Op basis hiervan merken wij op dat het voor omwonenden van een windpark gezien de genoemde afstanden nagenoeg onmogelijk zal zijn om belanghebbende bij de verlening van een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming te zijn. Vanwege veiligheidseisen, eisen aan de maximale slagschaduwhinder en geluidseisen zullen windturbines altijd op een afstand van circa 400 meter ten opzichte van woningen van derden worden gesitueerd. Het voorgaande betekent dat het aan rechtspersonen is om op te kunnen komen tegen een verleende ontheffing voor een windpark.
Voetnoten
2.
ABRvS 19 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1621.
3.
ABRvS 16 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3052.
4.
Rb. Gelderland 7 augustus 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:4154.
5.
ABRvS 19 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA3666.
6.
Rb. Gelderland 7augustus 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:4158.
7.
ABRvS 25 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:186; ABRvS 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2260; ABRvS 15 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV5109 en ABRvS 13 mei 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI3701.
8.
ABRvS 28 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:643.
9.
ABRvS 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:616.