Voorwaardelijk ontheffing Ffw is mogelijk
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) overweegt in een uitspraak van 5 oktober 2016 dat een ontheffing op grond van artikel 68 Flora en faunawet (Ffw) voorwaardelijk verleend kan worden. Maar let op, de motivering moet in dat geval wel toereikend zijn, er moet bewijs zijn voor hetgeen is gemotiveerd en dit alles moet in het besluit zelf zijn opgenomen.
Wat was er aan de hand? De ontheffing ex artikel 68 Ffw zag op beheer en schadebestrijding, in dit geval werd de ontheffing verleend voor het doden en verjagen van verschillende soorten ganzen in Overijssel. Aan de ontheffing was de voorwaarde verbonden dat de ontheffing pas gebruikt kon worden, nadat de provinciale toezichthouder constateert dat zich belangrijke schade voordoet. De Vogelbescherming kwam in rechte tegen deze ontheffing op en stelde zich op het standpunt, dat een dergelijke voorwaardelijke ontheffing niet verleend kan worden. De Vogelbescherming was van oordeel dat aan het vereiste van belangrijke schade op het moment van het verlenen van de ontheffing reeds voldaan moest zijn en dat de belangrijke schade op het verleningsmoment ook aangetoond moest worden. De ABRvS overweegt dat een ontheffing ex artikel 68 Ffw wel voorwaardelijk verleend kan worden, maar dan moet wel aan het volgende worden voldaan.
Vereisten voor een voorwaardelijke ontheffing ex artikel 68 Ffw:
- Er moet in de besluitvorming bewijs geleverd worden dat zich een concrete dreiging van belangrijke schade aan gewassen voordoet;
- Het besluit tot verlenging van de ontheffing moet nauwkeurig en treffend gemotiveerd te worden, met name moet gemotiveerd worden dat sprake is van belangrijke schade;
- De voorwaardelijk ontheffing, moet dan ook vorm gegeven worden als een “extra waarborg”.
Overigens kan betwijfeld worden of een ontheffing die aan voornoemde vereisten voldoet en dan met name aan het laatste vereiste, wel als ‘voorwaardelijke’ ontheffing kan worden gekwalificeerd, nu reeds op het moment van verlening aan alle vereisten moet worden voldaan en dus voorwaardelijkheid in ieder geval niet daarin is gelegen. De ‘voorwaardelijkheid’ van de ontheffing zou ook gezien kunnen worden als slechts een extra eis ten opzichte van een ‘standaard’ artikel 68 Ffw ontheffing.
De ABRvS loopt in deze uitspraak van 5 oktober 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2607) de hiervoor genoemde vereiste langs. (zie volledige uitspraak)
Ad 1) Met betrekking tot het eerste vereiste overweegt de ABRvS dat voor het bewijs dat zich een concrete dreiging van belangrijke schade voordoet, het college niet slechts mocht verwijzen naar een in de toekomst door een provinciaal toezichthouder te geven oordeel. De ABRvS overweeg dat de ontheffing niet voldoet aan de vereisten, voor zover de ontheffing is verleend voor het verjagen van kolganzen met behulp van ondersteunend afschot van 1 oktober tot 15 februari voor wildbeheereenheden waar in het verleden geen schade is aangericht door kolganzen in die periode en evenmin een ontheffing was verleend voor kolganzen in die periode.
Ad 2) Met betrekking tot het tweede vereiste laat de ABRvS zien, waar het verder mis gaat in dezen. De ABRvS overweegt dat in het ingediende verweerschrift door het college is toegelicht dat de wildbeheereenheden waar in het verleden belangrijke schade is geconstateerd verspreid liggen over de gehele provincie en dat de dreiging van schade wordt versterkt doordat de omstandigheid dat een ontheffing wordt gebruikt in verscheidene wildbeheereenheden in Overijssel. Dit leidt er toe, zo volgt uit datzelfde verweerschrift dat de ganzen in die wildbeheereenheden naar andere wildbeheereenheden zullen uitwijken. Ter zitting van de Afdeling heeft het college nog toegelicht dat het aantal wildbeheereenheden in Overijssel waarin zich een schadegeval heeft voorgedaan, groeit en dat aanwezige ganzen een aantrekkende werking hebben op overvliegende ganzen. Daarmee is echter niet voldaan aan het tweede vereiste. Gedeputeerde staten hebben namelijk nagelaten om deze motivering in het (aangepaste) besluit op te nemen. In het besluit dat gedeputeerde staten hebben genomen naar aanleiding van de rechtbankuitspraak staat nog altijd geen motivering over de concrete schade. De ABRvS overweegt dat de door het college in het verweerschrift en ter zitting van de ABRvS gegeven toelichting niet in het besluit is opgenomen. Bovendien zijn de daarbij ingenomen standpunten evenmin gemotiveerd of met stukken, zoals deskundigenrapporten, gestaafd.
Conclusie, een voorwaardelijke ontheffing op grond van de Ffw is wel degelijk mogelijk, maar er moet dan wel gezorgd worden dat de ontheffing niet alleen voldoet aan de vereisten op grond van de Ffw, maar tevens aan de algemene vereisten voor een besluit (zoals het motiveringsbeginsel) in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt voldaan.
Een belangrijke les voor de praktijk: Zorg dat het besluit (de ontheffing) is voorzien van een nauwkeurige èn met behulp van rapporten of stukken onderbouwde (en daarmee bewezen) onderbouwing. Het is niet voldoende om dit in een procedure naar voren te brengen, zonder het besluit op dit punt aan te vullen.
Heeft u vragen over ontheffingen op grond van de Ffw of wilt voor het indienen van uw aanvraag advies en overleg om zo mogelijke procedures zo veel mogelijk te voorkomen, neem dan contact op met ENVIR Advocaten (Fleur Onrust of Marieke Kaajan).
Fleur Onrust (ENVIR Advocaten)