Voldoende maatregelen treffen waardoor van ‘opzet’ (Wnb) geen sprake meer is?
Soortenbescherming (Wnb) in relatie tot de energietransitie en het treffen van ‘mitigerende maatregelen’
In de zogenaamde Verzamelbrief natuur d.d. 17 april 2020 van de minister aan de Kamer wordt de stand van zaken in verschillende subdossiers voor het onderdeel natuur besproken. Graag sta ik stil bij de opmerkingen over soortenbescherming in relatie tot de energietransitie en de Omgevingswet. Met name de opmerkingen over soortenbescherming in relatie tot windturbines en de gevoerde gesprekken met de Europese Commissie zijn zeer interessant.
De minister van LNV is in overleg met de minister van EZK en de provincies en andere betrokkenen over de wijze waarop zowel de energietransitie doorgang kan vinden terwijl tegelijkertijd recht wordt gedaan aan de bescherming van soorten. In de ‘verzamelbrief natuur’ richt de minister zich specifiek op de bescherming van vogels en vleermuizen in relatie tot de activiteiten van windparken en hoogspanningslijnen op land. Let wel, ik merk op dat ook voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving (bijvoorbeeld middels na-isolatie) soortenbescherming eveneens een niet te vergeten belangrijke (soms beperkende) rol kan spelen.
Wind, hoogspanningsmasten en soortenbescherming
Uit de ‘verzamelbrief natuur’ volgt dat er inmiddels in hoofdlijnen overeenstemming bestaat tussen Rijk (EZK en LNV), provincies, windontwikkelaars en groene partijen over een standaardpakket van mitigerende maatregelen en monitoring.
Maar interessanter nog is het volgende. De minister wijst erop dat er onlangs met de Europese Commissie is gesproken over het verlenen van ontheffingen aan windparken en hoogspanningslijnen in het kader van de soortbescherming.
Naar aanleiding van onderzoek uitgevoerd in opdracht van het ministerie van LNV is gevraagd aan de Europese Commissie of als de initiatiefnemer van een windpark voldoende ‘mitigerende maatregelen’ neemt en monitoring uitvoert geen sprake is van overtreding van het verbod op opzettelijk doden van vogels en vleermuizen. Dit betreffen dus in strikt juridische zin geen mitigerende maatregelen zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State deze definieert, omdat de Afdeling alleen maatregelen die (volledig) voorkomen dat een verbodsbepaling wordt overtreden als zodanig aanmerkt. In de verzamelbrief wordt opgemerkt dat daarnaast geen sprake mag zijn van een significante negatieve effect op de populaties van de betrokken soorten. Er lijkt, zoals door sommige provincies ook al aangenomen, dan geen sprake te zijn van een ‘opzettelijke’ handeling.
Maatregelen voldoende om niet van ‘opzet’ te hoeven spreken?
Dit zou een belangrijke wijziging betekenen, omdat daarmee in minder gevallen dan nu een ontheffing nodig is van de verbodsbepalingen uit de Wnb (Habitatrichtlijn/Vogelrichtlijn). Uit de verzamelbrief blijkt dat de Europese Commissie deze interpretatie van de VR en HRL lijkt te delen. Uit de verzamelbrief volgt dat hierover verder met de Europese Commissie van gedachten zal worden gewisseld. Opgemerkt wordt dat deze benadering ook meegenomen wordt in het traject rondom de natuurinclusieve energietransitie. Ook wordt opgemerkt dat deze benadering toepasbaar lijkt in andere gevallen dan windparken en hoogspanningslijnen. De consequenties daarvan worden nader in beeld gebracht, zo merkt de minister op.
Een voor de praktijk zeer interessante ontwikkeling die wij nauwlettend zullen volgen! Dit zou immers een enorme lastenverlichting met zich brengen, omdat hiermee veel meer mogelijkheden bestaan om overtreding van de verbodsbepalingen uit de Wnb (soortenbescherming) te voorkomen.
Heeft u vragen over soortenbescherming, neem dan contact op met Fleur Onrust (ENVIR Advocaten)