UberPOP als medepleger aangemerkt door Voorzieningenrechter CBb
Interessante uitspraak, waarbij de problemen over de toelaatbaarheid van andere initiatieven in de deeleconomie en waarbij tevens vergunningen voor professionele partijen vereist zijn nog niet zijn opgelost.
UberPop had een verzoek om een voorlopige voorziening (hangende bezwaar) ingediend bij het CBb, omdat er een dwangsom was opgelegd voor overtreding van de Wet personenvervoer 2000 (art. 76 lid 1 Wp2000). Dit verzoek is afgewezen door de voorzieningenrechter. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter overtreden chauffeurs die met UberPOP tegen betaling personen vervoeren in een auto artikel 76 lid 1 Wp2000 als zij niet over een taxivergunning beschikken. De vier chauffeurs waarover de onderhavige zaak gaat zijn niet betrokken in deze voorlopige voorzieningsprocedure. Tegen hen is individueel ook een last onder dwangsom opgelegd, waartegen zij nog bezwaar kunnen maken en zo nodig beroep kunnen instellen.
De voorzieningenrechter meent dat ook Uber het genoemde wetsartikel overtreedt, omdat zij nauw met deze chauffeurs samenwerkt en meedeelt in hun opbrengsten. Er is door de Minister van I&M naar het oordeel van de Voorzieningenrechter daarom terecht en op juiste wijze handhavend opgetreden.
De voorzieningenrechter baseert het oordeel dat Uber als medepleger kan worden aangemerkt op het volgende:
- Tussen UberPOP en de individuele chauffeurs is sprake van bewuste en nauwe samenwerking bij het aanbieden en verrichten van taxivervoer
- UberPOP speelt daarin een belangrijke rol.
- Dat Uber zelf geen auto’s heeft voor het uitvoeren van vervoer, dat het geen chauffeurs in dienst heeft en geen partij is bij het vervoerscontract dat tussen de chauffeur en de passagier wordt gesloten, doet daar niet aan af.
- Uber selecteert de chauffeurs en geeft de chauffeurs toegang tot de applicatie waarmee het contact met de passagiers tot stand komt.
- Ook passagiers hebben alleen toegang tot het vervoer als zij een account bij Uber aanmaken.
- Uber bepaalt de tarieven voor het vervoer.
- De betaling voor de rit gebeurt met behulp van de Uber app via een door Uber ingeschakelde betalingsdienst.
- Twintig procent van de ritprijs wordt uitbetaald aan Uber. Tachtig procent van de ritprijs wordt uitbetaald aan de chauffeur. Hoe meer ritten er in het kader van UberPOP worden gereden, des te meer betalingen Uber daarvoor ontvangt
Hieruit blijkt dat de bedrijfsmatige activiteiten van Uber in het kader van UberPOP, anders dan zij heeft aangevoerd, niet alleen zijn gericht op het bieden van technologie en het faciliteren van het op één plaats samenkomen van vraag en aanbod, maar ook op het feitelijk vervoeren van personen tegen betaling aan de chauffeur én aan Uber.
Om die redenen kan Uber als medepleger van artikel 76, eerste lid, van de Wp2000 worden aangemerkt, omdat zij bewust en nauw samenwerkt met particuliere chauffeurs zonder taxivergunning die in het kader van UberPOP personen vervoeren per auto tegen betaling.
Al met al een interessante uitspraak, waarbij de problemen over de toelaatbaarheid van andere initiatieven in de deeleconomie en waarbij tevens vergunningen voor professionele partijen vereist zijn nog niet zijn opgelost. Gelet op de zogenaamde “beginselplicht tot handhaving”, waardoor bestuursorganen in beginsel verplicht zijn om tot handhaving over te gaan ook niet zo vreemd. Het lijkt er op dat de wetgever een eerste stap moet zetten, helaas gaat dat meestal niet zo snel. Dat zal voor ondernemers die met nieuwe deeleconomie initiatieven een platform bieden – en geld verdienen aan – voor het overtreden van bestaande vergunningstelsels betekenen dat zij niet zonder meer naar de deelnemers van hun intiatief kunnen wijzen, maar ook zelf overtreder / medepleger kunnen zijn.
Klik op deze link voor de gehele uitspraak.