Schoonmaken verplicht op grond van de omgevingsvergunning
Is de verplichting om een geluidscherm schoon te houden ruimtelijk relevant?
De Afdeling (ABRvS) deed op 23 september 2015 uitspraak over een door B&W aan Prorail verleende omgevingsvergunning voor een geluidsscherm langs een spoorweg. Aan de omgevingsvergunning (bouwen en afwijken van het bestemmingsplan) was het voorschrift verbonden dat elke 3 maanden moet worden gecontroleerd of het geluidsscherm niet is beklad met graffiti of is beplakt met posters. Als er sprake is van graffiti of posters en dergelijke, moet het scherm worden schoongemaakt.
Prorail had allereerst aangevoerd dat een dergelijke schoonmaakverplichting niet aan een omgevingsvergunning kan worden verbonden als voorschrift. Het voorschrift ziet namelijk naar het oordeel van Prorail niet op de vraag of het bouwen van het geluidsscherm in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening, maar heeft betrekking op onderhoud van het geluidsscherm. Prorail wees op een andere uitspraak van de ABRvS (van 1 september 2004) en stelde zich op het standpunt dat het voorschrift voornamelijk een milieuhygiënisch aspect betreft en een onderhoudsaspect en dat het voorschrift niets te maken heeft met de vraag of het geluidscherm ter plaatse ruimtelijk aanvaardbaar is.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat de graffiti en bijvoorbeeld posters geplakt of beklad op de doorzichtige delen van het scherm visuele hinder veroorzaakt en dat daarvoor een voorschrift aan de vergunning kan worden verbonden voor zover deze betrekking heeft op de activiteit “gebruik”. De Afdeling stelt dat de vraag of zich visuele hinder voordoet primair in een planologisch kader aan de orde komt en wijst daarbij op een eerder uitspraak van de ABRvS van 1september 2004. Een goede ruimtelijke ordening kan er naar mening van de Afdeling toe hebben geleid dat transparante delen in het geluidscherm zijn opgenomen met het oog op behoud van zichtlijnen en dat, indien die transparante delen volledig beplakt of bespoten worden zij hun transparante karakter verliezen en het te beschermen belang teniet wordt gedaan.
Het bestreden voorschrift omschrijft echter niet wanneer het transparante karakter van de doorzichtige onderdelen van het scherm zodanig is aangetast dat reiniging van deze delen noodzakelijk is om de zichtlijnen te herstellen. Het laat de mogelijkheid open dat reiniging reeds bij een enkele beplakking of vervuiling met summiere graffiti al moet worden uitgevoerd. Het is daardoor voor vergunninghouder niet duidelijk welke verplichting uit het voorschrift voortvloeit. Dit verdraagt zich niet met het rechtszekerheidsbeginsel, zo stelt de Afdeling. Bovendien wordt controle op de naleving van het voorschrift hierdoor bemoeilijkt. Het voorschrift had derhalve niet in deze vorm mogen worden verbonden aan de beschikking en moet worden aangepast.
Een opvallende uitspraak, waarbij wordt geoordeeld dat een “schoonmaakverplichting” wel degelijk een ruimtelijk relevant karakter kan hebben en aan een omgevingsvergunning kan worden verbonden. Dat voorschrift moet dan echter wel duidelijk zijn, zodat voor de vergunninghouder vooraf duidelijk is wanneer die schoonmaakverplichting tot actie noopt en wanneer niet.
De advocaten van ENVIR Advocaten denken graag met u mee over voorschriften die aan omgevingsvergunningen kunnen worden verbonden en /of over de vraag hoe voorschriften zo op te stellen dat deze op een goede manier te handhaven zijn.
De volledige uitspraak is te vinden door op deze link te klikken.