Onderzoek naar maatregelen tegen meeuwenoverlast door ABRvS toegestaan
Fleur Onrust van ENVIR Advocaten trad op voor de gemeenten Alkmaar, Haarlem en Leiden in een procedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over een Flora en faunawetontheffing verleend om onderzoek te verrichten naar maatregelen om meeuwenoverlast in de gemeenten tegen te gaan.
De Afdeling deed op woensdag 17 augustus 2016 uitspraak in deze procedure. Dit is de eerste uitspraak waarin uitleg wordt gegeven over de ontheffingsgrond “onderzoek” als bedoeld in de Flora en faunawet. Deze ontheffingsgrond vloeit rechtstreeks voort uit de Vogelrichtlijn. De vraag die voorlag was of een ontheffing verleend kon worden op basis van de ontheffingsgrond “onderzoek en onderwijs” voor een onderzoek dat ziet op maatregelen ter preventie van vogelsoorten, in dit geval meeuwen. De uitspraak van de Afdeling is uitgebreid gemotiveerd en daarmee voor de praktijk goed bruikbaar voor toekomstige situaties.
Het hoger beroep van de drie gemeenten was gericht tegen de rechtbank Amsterdam. De rechtbank Amsterdam oordeelde in april 2015 namelijk anders. De rechtbank draaide de ontheffing van de Flora- en faunawet terug die de staatssecretaris van Economische Zaken voor dit onderzoek verleende, omdat de rechtbank meende dat onderzoek moet zijn gericht op instandhouding van de soort.
De Afdeling is van oordeel dat de staatssecretaris ook een ontheffing voor onderzoek mag verlenen als dat onderzoek betrekking heeft op de “uitwerking en ontwikkeling van ecologische methoden ter preventie van door vogels toegebrachte schade”. Een onderzoek hoeft dus niet altijd de instandhouding van de soort op het oog te hebben. De Afdeling verklaart het hoger beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam.
Een onderzoek mag echter geen afbreuk doen aan de gunstige staat van instandhouding van de soort en dat zal met feiten en cijfers aangetoond moeten worden. De staatssecretaris heeft pas tijdens de procedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak een berekening ingediend waaruit blijkt dat het onderzoek in Leiden, Haarlem en Alkmaar geen afbreuk doet aan de ‘gunstige staat van instandhouding’ van de vier meeuwensoorten. Deze berekening ontbrak nog op het moment dat de zaak bij de rechtbank in behandeling was. Uit de in hoger beroep ingebrachte berekening blijkt dat de desbetreffende meeuwenpopulaties stabiel zijn door het aantal en het broedsucces van meeuwen buiten deze gemeenten. De Afdeling oordeelt dat de staatssecretaris zijn besluit daarmee alsnog voldoende heeft gemotiveerd.
De link naar de volledige uitspraak treft u hier aan.