Omgevingsvergunningen en de toets aan het Amsterdamse hotelbeleid
In dit nieuwsbericht sta ik stil bij een tweetal uitspraken over omgevingsvergunningen voor twee hotels en de toets aan het Amsterdamse hotelbeleid.
Toets aan gemeentelijk (hotel)beleid
Deze uitspraken laten beide een indringende toetsing aan het gemeentelijk beleid zien. Het beleid van de gemeente Amsterdam laat weinig ruimte voor afwijkingen en nadere motiveringen. Het lijkt mij dan ook terecht dat de bestuursrechter dit beleid indringend toetst. Daarnaast laat de Afdelingsuitspraak tevens een zeer effectieve wijze van finale geschilbeslechting zien.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State deed op 31 mei 2017, uitspraak over de omgevingsvergunning voor het omzetten van een shortstaybedrijf en kantoorruimte naar een hotelfunctie op de Middenweg te Amsterdam. De Rechtbank Amsterdam deed op 24 mei 2017 uitspraak over de omgevingsvergunning voor het ‘Soho House’, een internationale club/hotel voor creatievelingen in het voormalige Bungehuis aan de Spuistraat in Amsterdam.
Soho house
De omgevingsvergunning voor het Soho house is ten onrechte verleend, zo oordeelt de rechtbank. De rechtbank toetst daarbij zelf inhoudelijk aan het hotelbeleid van de gemeente Amsterdam. De rechtbank stelt vast dat de gemeente in zijn beleid de keuze tot uitdrukking gebracht om alleen in heel bijzondere gevallen medewerking te verlenen aan nieuwe hotelinitiatieven in het centrum van Amsterdam. Aan hotelinitiatieven wordt in principe geen medewerking verleend, tenzij sprake is van een ‘uniek hotelconcept’. In het beleid is aan de hand van verschillende criteria invulling gegeven aan het begrip ‘uniek hotelconcept’. Verweerder heeft hiermee bewust de lat heel hoog gelegd om iets als uniek hotelconcept te kunnen aanmerken. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het Soho House niet aan deze streng geformuleerde criteria. Ook is niet aangetoond waarom het Soho House perse in het centrum van Amsterdam zou moeten worden gevestigd en niet in een ander stadsdeel in Amsterdam. De rechtbank concludeert daarom dat de gemeente, gelet op zijn eigen beleid, niet tot de conclusie heeft kunnen komen dat sprake is van een uniek hotelconcept. Dit betekent dat de omgevingsvergunning is verleend in strijd met het beleid van verweerder en in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
Klik op deze link voor de gehele tekst van de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 mei 2017 (publicatiedatum 30 mei).
Hotel op de Middenweg
Op 30 mei 2017 deed de ABRvS uitspraak over een geweigerde omgevingsvergunning voor een hotel in Amsterdam. Het ging in dit geval om het omzetten van een shortstaybedrijf en kantoorruimte naar een hotel op de Middenweg. Ook in deze uitspraak komt het hotelbeleid van de gemeente Amsterdam uitdrukkelijk aan de orde.
De rechtbank heeft er in haar uitspraak op gewezen dat in de Beleidsnotitie short stay 2014 van de gemeente Amsterdam (het short stay beleid) staat dat het college het omzetten stimuleert van panden die al geheel short stay worden verhuurd naar appartementenhotels. Ook overweegt de rechtbank dat verweerder niet in redelijkheid aan de afwijzing van de aanvraag ten grondslag heeft kunnen leggen dat het initiatief niet voldoet aan de treden van de Hotelladder en dat het RAT negatief heeft geadviseerd, omdat de gemeente – kort gezegd – niet of slechts eenzijdig aan de hotelladder heeft getoetst en het RAT (een adviescommissie (het Regionale AdviesTeam)) ten onrechte niet heeft laten toetsten aan de volledige hotelladder maar slechts aan de eerste trede daarvan.
De hotelladder (naar het voorbeeld van de SER-Ladder) is een ruimtelijk en kwalitatief instrument, waaraan hotelinitiatieven getoetst kunnen worden in de context van het totale aanbod in de regio en de locatie. De idee is dat de onderbouwing van een initiatief wordt getoetst op basis van transparante criteria.
De ABRvS geeft in de uitspraak onder het kopje “slotsom” een mooie handreiking mee aan het college. De ABRvS overweegt dat het algemeen bestuur met inachtneming van deze uitspraak en die van de rechtbank een nieuw besluit op bezwaar moet nemen. Maar de ABRvS gaat verder en stelt uitdrukkelijk dat het college, niet zomaar (wederom) tot een weigering kan komen en sluit daarbij aan bij de toets die de rechtbank in eerste aanleg heeft verricht. De ABRvS overweegt dat het college bij het nemen van het nieuwe besluit “alsnog aan de hand van de Hotelstrategie zorgvuldig (zal) moeten onderzoeken of het medewerking aan de hotelfunctie kan verlenen. Het algemeen bestuur zal vervolgens zijn beslissing deugdelijk moeten motiveren. Daarbij merkt de Afdeling op dat, voor zover het algemeen bestuur de weigering handhaaft en niet alsnog overgaat tot verlening van de gevraagde vergunning, het dat niet mag doen zonder dat het kenbaar en deugdelijk is ingegaan op de uitgebreide en kritische overwegingen van de rechtbank over de toetsing aan de in de Hotelstrategie opgenomen hotelladder. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat het argument dat het onwenselijk is dat de woningen permanent worden onttrokken aan de woningvoorraad geen onderdeel uitmaakt van de ruimtelijke afweging die in deze procedure voorligt. Het algemeen bestuur heeft die overweging in hoger beroep niet bestreden, zodat het van de juistheid van die overweging moet uitgaan bij het nemen van het nieuwe besluit op bewaar.”
Klik op deze link voor de gehele tekst van de uitspraak van de ABRvS van 30 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1434.
Heeft u vragen over een verleende of geweigerde omgevingsvergunning en de toetsing aan (gemeentelijk) beleid, neem dan contact op met ENVIR Advocaten.