Mondkapjesverplichting in het OV voor altijd?!
Hoe werkt de verplichting uit de Noodverordening om in het OV een mondkapje te dragen?
Op 14 juli 2020 heeft de Rechtbank Gelderland (ECLI:NL:RBGEL:2020:3433) uitspraak gedaan over een ingediend verzoek om vrijstelling van deze verplichting. Wat was er aan de hand. Een passagier die dagelijks met de trein reist wil geen mondkapje dragen in de trein. Daarom heeft hij vrijstelling van deze verplichting gevraagd aan de Voorzitter van de Veiligheidsregio.
In de Noodverordening COVID-19 veiligheidsregio Gelderland-Zuid (de Noodverordening) was in artikel 2.6, eerste lid, en artikel 3.1, eerste lid, onder c, (van de van 1 juni 2020) de mondkapjesverplichting (kort gezegd) neergelegd.
De Voorzitter van de veiligheidsregio heeft de gevraagde vrijstelling echter afgewezen. Want zo stelt de Voorzitter de verplichting is niet gericht tot de individuele reiziger, maar kent alleen verplichtingen voor de vervoerder. De vervoerder moet ervoor zorgen dat OV-reizigers een mondkapje dragen. Er is geen verbod opgenomen in de Noodverordening voor de individuele reiziger om zonder mondkapje te reizen in het openbaar vervoer. Het verbod is op de Wet personenvervoer 2000 gebaseerd. De voorzitter heeft daarom niet de bevoegdheid verzoeker een vrijstelling te verlenen.
Maar geldt er nu wel of geen verplichting voor reizigers om een mondkapje te dragen?
Hoe zit dat dan wel? Is het niet verplicht om een mondkapje te dragen? Op grond van artikel 72 van de Wet personenvervoer 2000 is het een ieder verboden zich in (onder meer) een bus of trein zodanig te gedragen dat orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang kan worden verstoord. De voorzieningenrechter overweegt dat vervolgens in artikel 73 van de Wet personenvervoer 2000 is bepaald dat een ieder verplicht is de aanwijzingen betreffende de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang op te volgen die door of vanwege de vervoerder duidelijk kenbaar zijn gemaakt. Vervolgens wordt gewezen op het bepaalde in artikel 53 van het Besluit personenvervoer 2000. Daarin is bepaald dat onder deze ‘aanwijzingen’ moet worden begrepen “de door of vanwege de vervoerder kenbaar gemaakte aanduidingen in beeld of geschrift”. Elke vervoerder maakt vervolgens eigen aanwijzingen kenbaar. Er wordt op gewezen dat een voorbeeld van deze aanwijzingen de ‘Regels in de trein’, zijn welke zijn te vinden op de website van de NS, waar is vermeld dat mondkapjes verplicht zijn. Ook in de trein zelf en op de perrons wordt op deze verplichting gewezen. De voorzieningenrechter concludeert dat dit betekent dat het verbod is opgenomen in de voorwaarden en aanwijzingen van de vervoerders, waarin de regels zijn gesteld die zien op het reizen met het openbaar vervoer. Daarom kon de voorzitter van de veiligheidsregio inderdaad geen vrijstelling van het verbod verlenen.
De mogelijkheid uit de Noodverordening om op grond van artikel 3.1, eerste lid, onder c, van de Noodverordening te bepalen dat verboden in deze verordening niet van toepassing op door de voorzitter te bepalen (categorieën van) gevallen, kan dus niet gebruikt worden voor deze individuele reizigers.
Onwenselijk
Deze uitspraak roept bij mij allerlei vragen op. En nee, dat wil niet zeggen dat de vrijstelling wel kan worden verleend door de Voorzitter, maar dit legt wel weer een ander probleem met de vergaande beperkingen die via de Noodverordeningen worden opgelegd bloot.
Als de Voorzitter van de Veiligheidsregio niet kan oordelen over de verplichting voor individuele reizigers om in de trein mondkapjes te dragen, wat betekent dit dan? Volgens mij kan een vervoerder dus tot het einde der tijde besluiten dat in zijn trein, bus, tram of metro een mondkapje gedragen moet worden (en andere halve meter afstand). Immers als zonder directe verwijzing naar de Noodverordening kennelijk het dragen van een mondkapje verplicht worden omdat anders de “orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang ” worden verstoord, waar stopt dit dan? Het gaat om de aanwijzingen gegeven door of vanwege de vervoerder. Er wordt geen enkele link gelegd tussen de verplichting uit de noodverordening. En laten we wel zijn dan moet het ook nog eens een niet-medisch mondkapje zijn, zodat daadwerkelijke bescherming niet aan de orde is. Als het al schort aan democratische controle en rechterlijke toetsing aan de noodverordening hoe zit dat dan met de vervoersvoorwaarden van de bus, trein, tram en metro…
Fleur Onrust (ENVIR Advocaten)