Bij wie moet sinds 1 juli 2015 een Nbw-vergunning worden aangevraagd?
Art. 19d Nbw bepaalt dat een Nbw-vergunning wordt verleend door GS, tenzij op grond van art. 19d, lid 5, Nbw de Minister als bevoegd gezag is aangewezen. Om te weten welk college van GS bevoegd is, moet de regeling van art. 2 en 2a Nbw worden geraadpleegd.
Situatie vóór 1 juli 2015
Voor 1 juli 2015 kwam deze regeling er op neer dat de bevoegdheid werd bepaald aan de hand van de locatie van de Natura 2000-gebieden waarop een project of andere handeling mogelijk een effect zou hebben. Bevoegd om een vergunning te verlenen waren GS van de provincie waar het Natura 2000-gebied waarop een effect zou kunnen optreden, is gelegen. Zou een effect kunnen optreden op Natura 2000-gebieden in verschillende provincies, dan waren ook verschillende Nbw-vergunningen noodzakelijk. Als een effect zou kunnen optreden in een Natura 2000-gebied dat in twee provincies ligt, werd het wat ingewikkelder. Dan waren er twee manieren om te bepalen welk college van GS bevoegd zijn: (i) als het gebied grotendeels in 1 provincie ligt, waren GS van deze provincie bevoegd om de vergunning te verlenen (art. 2, lid 1, Nbw (oud)); (ii) maar als het project hoofdzakelijk gevolgen kon hebben voor een deel van dit Natura 2000-gebied binnen 1 provincie, dan waren daarentegen GS van die provincie het bevoegd gezag (art. 2a, lid 1, Nbw (oud)), ook al ligt het Natura 2000-gebied grotendeels in de andere provincie. Overigens moest het bevoegde college van GS in beide gevallen “in overeenstemming” met GS van de andere provincie(s) waarin het Natura 2000-ligt, beslissen.
Ter illustratie een voorbeeld. Het Natura 2000-gebied Waddenzee ligt in drie provincies, te weten Noord-Holland, Fryslân en Groningen. Het gebied ligt hoofdzakelijk in de provincie Fryslân en GS van deze provincie waren dus tot 1 juli 2015 in beginsel bevoegd gezag om, in overeenstemming met GS van Noord-Holland en Groningen, een Nbw-vergunning te verlenen. Maar bij een project zoals een elektriciteitscentrale in de in Groningen gelegen Eemshaven – waarbij vaststond dat de gevolgen hoofdzakelijk op het Groningse deel van de Waddenzee zouden kunnen optreden – waren GS van Groningen bevoegd om de Nbw-vergunning te verlenen (uiteraard ook weer in overeenstemming met GS van de andere twee provincies). Zou deze centrale ook nog een mogelijk significant negatief effect hebben op Drenthse Natura 2000-gebieden, dan was daarnaast nog een vergunning van GS van Drenthe nodig.
Situatie vanaf 1 juli 2015
Vanaf 1 juli 2015 is de regeling van het bevoegd gezag anders. Uitgangspunt is nu dat nog maar 1 Nbw-vergunning voor een project nodig is. Dit blijkt met name duidelijk uit de toelichting op deze wetswijziging waarin de Staatssecretaris van EZ. De nieuwe regeling is neergelegd in art. 2, lid 6, Nbw en art. 2a, lid 2, Nbw. Van belang is met name dat in art. 2, lid 5, Nbw nu is bepaald dat GS bij het verlenen van een vergunning ook de gevolgen die het project of de andere handeling kan hebben “voor een in een andere provincie of een buiten Nederland gelegen Natura 2000-gebied” moeten betrekken. Uiteraard ook dan weer in overeenstemming met GS van deze andere provincie(s).
Dus: nog maar 1 Nbw-vergunning…
Het voordeel van de nieuwe regeling is duidelijk: er hoeft nog maar 1 Nbw-vergunning te worden aangevraagd in plaats van meerdere Nbw-vergunningen bij meerdere colleges van GS. Dat zou moeten leiden tot een meer efficiënt vergunningproces.
maar wie is nou het bevoegd gezag?
De regeling is echter onduidelijk ten aanzien van de vraag welk college van GS bevoegd is deze Nbw-vergunning te verlenen. Hiervoor moet gekeken naar art. 2, lid 1, Nbw. Hierin wordt geregeld wat onder “gedeputeerde staten” in de bevoegdheidsregeling wordt verstaan, namelijk “gedeputeerde staten van de provincie waarin Natura 2000-gebieden geheel of grotendeels zijn gelegen”. Hoe moet nu, bij een effect op Natura 2000-gebieden in verschillende provincies, worden bepaald welk college van GS bevoegd is? Moet dan worden nagegaan hoeveel van de betrokken Natura 2000-gebieden in elke provincie liggen en zijn GS met de meeste Natura 2000-gebieden dan bevoegd? Dat lijkt een logische gedachte – het staat er echter niet helder.
Met de (nieuwe) Wet natuurbescherming weer duidelijkheid
De onduidelijkheid die er nu is, zal van korte duur zijn. De Wet natuurbescherming – die naar verwachting in de eerste helft van 2016 in werking zal treden – bevat een heldere bevoegdheidsregeling. De hoofdregel zal dan zijn dat bevoegd zijn gedeputeerde staten van de provincie waar het project of de andere handeling wordt verricht. Niet de locatie van de Natura 2000-gebieden waarop een activiteit mogelijk een effect heeft, bepaalt dan dus wie bevoegd is om de vergunning te verlenen; maar de locatie van de voorgenomen activiteit. Als de locatie in twee provincies ligt, dan zijn bevoegd gedeputeerde staten van de provincie waar het project of de andere handeling in hoofdzaak wordt gerealiseerd. Met deze regeling zal de huidige onduidelijkheid dus zijn weggenomen.