Handhaving tegen permanente bewoning recreatiewoningen
Op deze zonnige zomerdag midden in de vakantieperiode een uitspraak over handhaving gericht tegen het permanent bewonen van recreatiewoningen op Parc Patersven in Wernhout.
Op 5 augustus 2015 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 9 uitspraken, over de illegale permanente bewoning van recreatiewoningen op een en hetzelfde recreatiepark. De permanente bewoners moeten na jarenlange juridische procedures op zoek naar een andere permanente woning. Als recreatiewoning kunnen de woningen uiteraard wel gebruikt blijven worden.
Financiele omstandigheden geen reden om geen last op te leggen
Verschillende eigenaren en bewoners van de recreatiewoningen voerden aan dat zij als gevolg van het handhavend optreden in zware financiële problemen zullen komen. Zij brengen naar voren dat de recreatiewoningen vanwege het overaanbod (er zijn meer dan 70 appellanten in de verschillende procedures) moeilijk te verkopen zullen zijn en slechts voor een aanzienlijk lagere prijs dan de betaalde aankoopprijs. Daarnaast betogen de eigenaren / bewoners dat het kopen dan wel huren van andere woonruimte voor hen financieel niet haalbaar. Een van de bewoners stelt dat omdat zij circa € 225.000,00 in de woning heeft geïnvesteerd, terwijl die naar verwachting via executieveilig slechts circa € 60.000,00 zal opbrengen, verhuizen onmogelijk is. Deze financiële omstandigheden zijn echter geen reden om te oordelen dat de bewoners de recreatiewoningen permanent mogen blijven bewonen.
Dat financiele omstandigheden geen rol spelen bij de vraag of de last opgelegd mocht worden is vaste jurisprudentie. In deze uitspraak van 5 augustus 2015 verwijst de Afdeling naar haar eerdere uitspraak van 2 juli 2014 (201311513/1/A1), waarin ook werd overwogen dat de omstandigheid dat handhavend optreden mogelijk ernstige financiële gevolgen heeft voor degene, ten laste van wie wordt gehandhaafd, geen grond bidet voor het oordeel dat dit optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat het bestuursorgaan daarvan om die reden behoort af te zien.
Over de permanente bewoning van recreatiewoningen is in de loop der jaren veel geschreven. Recent verscheen in Bouwrecht 2015/68, het artikel “Juridische aspecten van handhaving bij permanente bewoning van recreatieverblijven, de stand van zaken van medio 2015” van Mr. M.B.P. Kuitenbrouwer.
Begunstigingstermijn
Het gemeentebestuur had in de last een begunstigingstermijn van 10 jaar opgenomen uit coulance voor de eigenaars / bewoners. Die periode van 10 jaar kon de eigenaar / bewoner gebruiken voor het vinden van vervangende woonruimte. De rechtbank Zeeland-West-Brabant overwoog in de beroepszaak dat deze begunstigingstermijn van 10 jaar veel te ruim was.
Ingevolge artikel 5:32a, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt bij een last onder dwangsom die strekt tot het ongedaan maken van een overtreding of het voorkomen van verdere overtreding, een termijn gesteld gedurende welke de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd. De ABRvS overweegt dat de rechtbank terecht heeft overwogen de termijn van 10 jaar te lang is. Het bestuursorgaan dient de overtreder een termijn te gunnen waarbinnen de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd. Bij het bepalen van de lengte van die termijn komt het bestuursorgaan enige vrijheid toe. De ABRvS overweegt echter vervolgens “Echter, volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (waaronder de uitspraak van 24 december 2013, in zaak nr. 201302962/1/A1), geldt bij het bepalen van de lengte van de begunstigingstermijn als uitgangspunt dat deze termijn niet wezenlijk langer mag worden gesteld dan noodzakelijk is om de overtreding te kunnen opheffen.”
De ABRvS meent dat de begunstigingstermijn van 10 jaar niet in overeenstemming is met de strekking van artikel 5:32a, tweede lid, van de Awb dat een begunstigingstermijn niet wezenlijk langer mag zijn dan noodzakelijk is om de overtreding te kunnen opheffen. De ABRvS neemt in haar oordeel mee dat voor het voldoen aan de last niet is vereist dat de recreatiewoning wordt verkocht. De ABRvS overweegt dat vervolgens dat voor zover de bewoners aanvoeren dat zij in financiële moeilijkheden raken omdat zij niet de middelen hebben om naast de recreatiewoning alternatieve woonruimte te bekostigen, die omstandigheid voor hun rekening en risico dient te blijven, omdat dit het gevolg is van hun keuze een recreatiewoning te kopen ten behoeve van (permanente) bewoning. De omstandigheid dat de overtreding reeds lange tijd heeft voortgeduurd, is daarnaast niet van belang voor de termijn waarbinnen de overtreding kan worden beëindigd.
Zelf in de zaak voorzien
De rechtbank had in haar uitspraak zelf een begunstigingstermijn vastgesteld van 6 maanden. De ABRvS vindt deze termijn van zes maanden onjuist. In eerdere uitspraken over soortgelijke zaken stelde de rechtbank een termijn van één jaar vast. De ABRvS ziet niet in waarom dit in deze zaken nu een andere termijn zou moeten zijn. De ABRvS voorziet vervolgens zelf in de zaak en stelt ook een begunstigingstermijn vast. Omdat die termijn van een jaar na de rechtbank uitspraak inmiddels al is verstreken, stelt de ABRvS zelf een nieuwe termijn vast. Deze termijn stelt de Afdeling vast op 6 maanden, gerekend vanaf de dag van verzending van deze uitspraak.
Klik op de link voor de volledige tekst van de hiervoor besproken uitspraak van de ABRvS van 5 augustus 2015, (201405033/1/A1, 201405034/1/A1, 201405035/1/A1, 201405036/1/A1, 201405037/1/A1, 201405050/1/A1, 201405051/1/A1, 201405052/1/A1). De andere 8 uitspraken staan eveneens op de website van de Raad van State. https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken-in-uitspraken/tekst-uitspraak.html?id=84738