Eigenaar en pachter gewoon belanghebbende, maar aanvrager soms niet
De ABRvS deed in de afgelopen weken een drietal interessante uitspraken over het belanghebbende begrip.
Wat kunnen we voor lessen trekken uit deze drie uitspraken? (1) de ene indiener van een handhavingsverzoek is de andere niet, kijk naar de feitelijke situatie; (2) “gevolgen van enige betekenis” kunnen ook als toetsingsmaatstaf gebruikt worden voor de vraag of de indiener van een handhavingsverzoek als belanghebbende aangemerkt kan worden; en (3) verwar het procesbelang niet met de vraag of iemand belanghebbende is.
Wat was er in deze procedures aan de orde?
In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS van 15 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2708) is een handhavingsverzoek aan de orde. De indiener van het handhavingsverzoek en tevens eigenaar van het perceel grenzend aan het perceel waar het handhavingsverzoek op ziet wordt door de Afdeling als belanghebbende aangemerkt bij het ingediende handhavingsverzoek.
Het college had het verzoek om handhavend op te treden tegen de bewoning en het gebruik van de agrarische bedrijfswoning afgewezen en het daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De eigenaar van aan het perceel grenzende gronden, gebruikt die gronden als grasland en voor de teelt van gewassen. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, is de ABRvS van oordeel dat reeds het belang als eigenaar van de aangrenzende percelen maakt dat zij een rechtstreeks betrokken belang in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb heeft bij een reactie op het door haar ingediende verzoek om handhaving. De ABRvS overweegt dat van bijzondere omstandigheden die kunnen leiden tot een ander oordeel niet is gebleken. De rechtbank had onder verwijzing naar een eerdere uitspraak van de ABRvS overwogen dat de indiener van het verzoek geen belanghebbende was. Een groot verschil met die eerdere uitspraak was echter dat de verzoeker om handhavend optreden in die andere procedure verklaarde dat hij geen hinder ondervond van het gebruik van de loods waarop het verzoek om handhaving zag en evenmin in zijn bedrijfsvoering werd geschaad. Die situatie is in deze zaak niet aan de orde. In dit geval maakt reeds het belang van betrokkene als eigenaar van de aangrenzende percelen dat zij een rechtstreeks betrokken belang in de zin van artikel 1:2, eerste lid, Awb heeft bij een reactie op het door haar ingediende verzoek om handhaving.
In een andere uitspraak van de ABRvS van 8 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2654) was tevens een handhavingsverzoek aan de orde. Ook hier speelde de vraag of de indiener van dat verzoek als belanghebbende kon worden aangemerkt. In deze procedure oordeelde de ABRvS dat dit niet het geval was en wel om het volgende.
De appellant had tegen het Natuurbeheerplan 2017 beroep ingesteld wegens het daarin opgenomen voornemen van het college om in het Natuurbeheerplan 2022 percelen met een agrarisch beheertype die binnen het Natuurnetwerk Nederland zijn gesitueerd niet meer voor een subsidie natuur- en landschapsbeheer in aanmerking te laten komen en omdat op grond van dit plan zijn percelen die buiten het Natuurnetwerk Nederland liggen en waarop hij botanisch beheer uitvoert niet langer voor subsidie natuur- en landschapsbeheer in aanmerking komen.
De rechtbank had het beroep van niet-ontvankelijk verklaard omdat hij niet als belanghebbende bij het Natuurbeheerplan 2017 aangemerkt kon worden. Daartoe was voor de rechtbank van belang dat het belang van appellant om voor de periode na 2021 subsidie veilig te stellen voor zijn percelen die zijn gelegen binnen het Natuurnetwerk Nederland niet rechtstreeks door het Natuurbeheerplan 2017 wordt geraakt. De ABRvS doet dit echter simpeler af en stelt het volgende. Appellant pacht gronden die zijn gelegen in het gebied waarop het Natuurbeheerplan 2017 betrekking heeft. Deze omstandigheid is, los van hetgeen hij zelf als zijn belang aanvoert, reeds voldoende om hem aan te merken als belanghebbende bij het besluit tot vaststelling van het Natuurbeheerplan 2017.(Let wel, uiteindelijk slaagt het hoger beroep van deze appellant niet, omdat het hoger beroepsgronden met name zien op beschreven ambities die in latere natuurbeheerplannen pas definitief vastgelegd worden.) De rechtbank keek eigenlijk al te inhoudelijk naar de zaak bij het oordeel over de belanghebbendheid zo zou gezegd kunnen worden. De appellant was dus wel ontvankelijk, maar het beroep was wel ongegrond.