Advies Raad van State wetsvoorstel Windenergie op zee
Op 20 oktober jl. heeft de Raad van State advies uitgebracht over het wetsvoorstel over windenergie op zee. De Afdeling advisering plaatst een aantal belangrijke kanttekeningen bij het wetsvoorstel, maar onderschrijft het wetsvoorstel ook. De kanttekeningen van de Raad van State kunnen deels onderschreven worden.
Het wetsvoorstel Windenergie op Zee voorziet in een belangrijjke wijziging in de planologische inpassing en het verlening van vergunningen voor windparken op zee ten opzichte van de huidige situatie. Eerst worden in het nationaal waterplan, zijnde een structuurvisie van het Rijk op basis van de Waterwet, gebieden aangewezen die voor windenergie geschikt zijn. Vervolgens kan de Minister van EZ een kavelbesluit nemen tot aanwijzing van een kavel voor een windpark met een tracé voor de aansluiting op het elektriciteitsnet binnen een in het waterplan aangewezen gebied. Juist dit kavelbesluit is een belangrijke wijziging ten opzichte van de huidige systematiek. Bij het aanwijzen van een kavel betrekt de Minister onder meer het gebruik door andere partijen van de Noordzee, de ecologische effecten van een windpark ter plaatse en de wijze van aanleg van de aansluiting op het elektriciteitsnet. Nadat een kavelbesluit is vastgesteld, kunnen vergunningen aan marktpartijen worden verleend, gecombineerd met de verlening van SDE-subsidie.
Anders dan voorheen, komt een aanzienlijk deel van de noodzakelijke besluiten/overheidstoestemmingen en bijbehorende procedures nu in eerste instantie op het bord van de overheid. Dat kan voordelen hebben voor marktpartijen – zij hoeven nu immers op voorhand geen kosten te maken voor een project waarvan het nog maar de vraag is of hiervoor uiteindelijk de vergunningen en de SDE-subsidie worden verleend.
Een mogelijk nadeel van deze systematiek is dat de onderzoeken die ten grondslag aan het kavelbesluit liggen, verouderd kunnen zijn op het moment dat een marktpartij de vergunning krijgt voor het ontwikkelen van het windpark. Dit is ook een van de vier aandachtspunten van de Raad van State. Dit punt is terecht. Het lijkt reëel om te veronderstellen dat er de nodige tijd tussen een kavelbesluit en een vergunning voor het windpark kan liggen, terwijl de verrichte onderzoeken juist actueel moeten zijn op het moment dat de vergunning wordt verleend. Dit doet zich in het bijzonder voor bij effecten voor Natura 2000-gebieden en soorten die beschermd zijn onder de Flora- en faunawet. De Raad van State adviseert om, in geval van verouderde onderzoeken, te bepalen dat de vergunning slechts kan worden verleend nadat het kavelbesluit opnieuw is vastgesteld met gebruikmaking van geactualiseerde onderzoeken. Het is de vraag of dit de meest voor de hand liggende oplossing is. Meer praktisch zou kunnen zijn dat, indien noodzakelijk, bij de vergunning een actualisatie van de relevante onderzoeken worden gevoegd, in combinatie met de bepaling dat alleen tegen de actualisatie van de onderzoeken nog rechtsmiddelen kunnen worden aangewend. Dit is ook ingegeven door het feit dat in de praktijk het kavelbesluit naar verwachting niet altijd 100% zal aansluiten bij het door de initiatiefnemer gewenste project, zodat wellicht aanpassing ook om die reden nog noodzakelijk zal zijn. Denk bijvoorbeeld aan voortdurende technische ontwikkelingen en de wens om de meest rendabele windturbine op zee te plaatsen. Deze wijzigingen zouden kunnen worden meegenomen in de besluitvorming door een gewijzigd kavelbesluit in procedure te brengen, maar ook hier zou een optie kunnen zijn om met de verleende vergunning een wijziging ten opzichte van het kavelbesluit toe te staan. De Regering heeft er evenwel voor gekozen om inderdaad het kavelbesluit opnieuw vast te stellen. Ik vraag me af op dit de meest voor de hand liggende optie is, te meer gelet op het volgende.
In het wetsvoorstel wordt voorzien in de mogelijkheid om een kavelbesluit en de daarop gebaseerde vergunning te wijzigen en in te trekken. Rechtsbescherming tegen deze besluiten is echter niet voorzien, hetgeen opmerkelijk is en ook eigenlijk niet valt te verklaren. Niet valt in te zien waarom tegen een gewijzigd kavelbesluit geen beroep zou kunnen worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Dat geldt ook voor de intrekking van een kavelbesluit, in het bijzonder in de situatie dat op basis van een voorheen vigerend kavelbesluit al vergunningen voor concrete windparken zouden zijn verleend. Ook op dit punt bevat het wetsvoorstel een belangrijke omissie. Niet is, zoals de Raad van State constateert, geregeld welke gevolgen het wijzigen of intrekken van het kavelbesluit heeft voor bijvoorbeeld de rechtmatigheid van reeds verleende vergunningen. Ook dit aspect is door de Regering meegenomen bij het definitieve wetsvoorstel.
Het advies van de Raad van State en nader rapport van de minister treft u hier aan. Zie ook de informatie op de Rijksoverheidwebsite over windenergie op zee.